Het aantal bushaltes is in de afgelopen 5 jaar met 527 afgenomen. In de provincies Drenthe en Groningen is de afname percentueel het grootst, respectievelijk 11 en bijna 7 procent. Flevoland is de enige provincie waar nu meer bushaltes zijn dan 5 jaar geleden. Dat blijkt uit cijfers die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor ons inventariseerde.

Vervoersarmoede: minder bussen, minder kansen
26 min 22 s

Het busvervoer staat onder druk, vooral op het platteland. Bijna lege bussen zijn voor de vervoerder niet rendabel, maar de leefbaarheid is er wél van afhankelijk. Want wat als je als scholier niet meer kunt thuiskomen na een college? Sommige dorpen zijn in de avonduren en in het weekend niet meer bereikbaar met het openbaar vervoer, terwijl in de stad elke vijf minuten een bus rijdt. Dat zorgt voor kansenongelijkheid, vinden deskundigen. Is het tijd voor een ondergrens? Heeft ieder dorp recht op een buslijn?

“Je ziet haltes hoofdzakelijk verdwijnen in de landelijke gebieden, maar ook in de stadsranden en de dorpen is die tendens zichtbaar,” zegt onderzoeker Jeroen Bastiaanssen van het PBL. Gecombineerd met het afschalen van sommige dienstregelingen zorgt dat volgens hem voor een verschraling van het openbaar vervoer. “Er wordt vaak ingezet op busverbindingen die je snel naar een treinstation of stadscentrum brengen, maar daardoor komen kronkelroutes door wijken en dorpen soms te vervallen,” stelt hij vast. “Inwoners in die gebieden zijn daardoor regelmatig aangewezen op een auto om bepaalde voorzieningen te bereiken."

Waar zijn in jouw buurt bushaltes verdwenen?

Uit de cijfers blijkt dat in ruim 6 procent van de buurten in Nederland bushaltes zijn vervallen, dat zijn in totaal 546 buurten. Pointer bracht op basis van de cijfers van het PBL in kaart in welke buurten haltes verdwenen zijn en hoe goed scholen, zorg en banen bereikbaar zijn. In onderstaande interactieve tool is voor iedere buurt in Nederland te zien hoe het gesteld is met de bereikbaarheid van voorzieningen.

knd-app

Geen normen

Bastiaanssen stelt vast dat beleid vaak gericht is op verbeteren van de bereikbaarheid, maar dat niet duidelijk is wanneer die bereikbaarheid goed of voldoende is. “We hebben recht op onderwijs en recht op zorg, maar we hebben geen recht op de mogelijkheid om binnen een bepaalde tijd op school of in het ziekenhuis te komen. Dat is eigenlijk raar.”

Minder kansen door slechtere bereikbaarheid

Het PBL onderzocht eerder al de bereikbaarheid in Nederland en concludeert dat mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer vaak veel slechter af zijn dan mensen met toegang tot een auto. Bastiaanssen: “Zeker als zij wonen in landelijk gebied, de stadsranden of de suburbane kernen is de toegang tot banen en voorzieningen zoals zorg en scholen slechter.”

Een slechte bereikbaarheid kan grote impact hebben op de levens van mensen. Bastiaanssen: “Het kan zijn dat mensen banen afwijzen en daardoor langer werkloos blijven. Of ze missen zorgafspraken omdat het ziekenhuis steeds slechter bereikbaar wordt.” Het zijn volgens de onderzoeker met name mensen met een laag inkomen, ouderen of jongeren die een groot risico lopen op zogenoemde vervoersarmoede. “Als je geen auto kunt aanschaffen of nog niet of niet meer kunt autorijden dan heb je buiten de stadscentra vaak geen goed alternatief als het openbaar vervoer wegvalt of slechter wordt.”

Staatssecretaris: vervoersongelijkheid onwenselijk

Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) onderkent dat vervoersongelijkheid een probleem is. “Wat je nu ziet is dat er steeds meer verschil ontstaat in de manier waarop mensen toegang hebben tot mobiliteit. En dat is niet wenselijk,” aldus de staatssecretaris. Ze werkt samen met minister Harbers aan een nieuwe mobiliteitsvisie. Heijnen: “Wij vinden het belangrijk dat mobiliteit voor iedereen op een goede manier toegankelijk is. Wij zien dat ook als een recht, dus het is de intentie om daar rekening mee te gaan houden in die mobiliteitsvisie.”

Kijk naar Pointer (KRO-NCRV) over vervoersarmoede op zondag 26 februari om 22:10 uur op NPO2.

Verantwoording haltecijfers

In de data, verzameld door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), is een vergelijking gemaakt tussen de jaren 2018 en 2023. Een halte wordt gerekend als bestaande en in gebruik zijnde halte wanneer er op de peildatum een bus vertrok. Voor de dataverzameling zijn de dienstregelingen op peildatums 23 januari 2018 en 24 januari 2023 gebruikt, om een eerlijke vergelijking te kunnen maken op een doordeweekse dag op hetzelfde moment in het jaar, en zo recent mogelijk.

Haltes zijn ook geclusterd: een ‘1’ in de data gaat effectief vaak over twee haltes, of een zogenaamd haltecluster. Een haltecluster bestaat uit de haltes met dezelfde naam en dezelfde vervoerswijze, die zich binnen 250 meter van elkaar bevinden.

Wanneer een halte verdwijnt maar er binnen 400 meter nog een bestaande of nieuwe halte aanwezig is, dan is deze halte niet gerekend als ‘verdwenen’. Het doel van het PBL-onderzoek, en het onderwerp van dit verhaal van Pointer is het in kaart brengen van vervoersarmoede. Een halte tellen als verdwenen, terwijl je op loopafstand bij een alternatieve halte op een bus kan stappen zou dan een vertekend beeld geven.

In de kaart zijn alleen de reguliere bushaltes meegenomen. In sommige buurten kan het zijn dat er nog wel haltes zijn die alternatief vervoer aanbieden in de vorm van een belbus of een buurtbus.

Makers

Verslaggever / Redacteur